Moskou.
Het Kremlin.
Rondgang door het Kremlin.
Het Kathedralenplein |
Het middelpunt van het Kremlin wordt gevormd het
Kathedralenplein, dat door de kathedraal van Maria ten Hemelopneming, de kathedraal van Maria
Boodschap, de Aartsengelkathedraal, de kerk van Deposito van het Gewaad van Maria en de klokketoren
van Ivan de Grote omgeven is.
De kathedraal van Maria ten Hemelopneming (Oespenskij Sobor) gebouwd van 1475-1479 tijdens de
regering van de Moskouse grootvorst Ivan III, was de hoofdkerk van het Russische rijk. De naam Oespenskij,
zoals veel Russische kerken heten, betekent 'dood', 'ontslapen', 'terugkeer', er wordt de dood van Maria mee
bedoeld. Bijgevolg wordt 'Oespenskij Sobor' in het Latijn 'Dormitio Sanctae Mariae', vaak vertaald door kathedraal
van het 'Ontslapen van Maria' of aangeduid als 'Oespeniekathedraal'. Daar volgens het rooms-katholieke
dogma van de Assumptio (= Maria Hemelvaart), dat de Oosterse kerken niet overnamen, niet alleen de ziel
maar ook het lichaam in de hemel wordt opgenomen, kiezen de meeste westerse auteurs voor het woord
'Oespenskij' de voor de lezers meer gebruikelijke vertaling 'Maria ten Hemelopneming' of 'Hemelvaart'.
In de Moskouse Oespenskijkathedraal werden de Moskouse grootvorsten benoemd, van 1547 tot 1894 de
tsaren gekroond en de metropolieten, later de patriachen gewijd. In de 12e en 13e eeuw stonden hier
na elkaar twee houten kerken, die eveneens gewijd
waren aan de Oespenskij, de Hemelvaart van Maria. In 1326 liet grootvorst Ivan I Kalita een stenen kerk
bouwen die na anderhalve eeuw dermate bouwvallig was dat Ivan III, de 'vereniger van Rusland', in 1472 de
bouwmeester Golova opdroeg een nieuwe kathedraal te bouwen. Gedurende de lange overheersing van de
Tataren was de technische kennis aangaande de constructie van grote gebouwen verloren gegaan;
daardoor stortte de kathedraal in 1474, kort na de voltooiing, in elkaar. Niemand waagde zich aan de bouw
van een nieuwe kerk, zelfs de beroemde bouwmeesters uit Pskov niet. De vrouw van Ivan III, Sofia, adviseerde
toen een van de beroemde bouwmeesters uit Italië, waar de bouwkunst van de renaissance bloeide, te
contracteren. Hierdoor kwam in 1475 de stadsarchitect, Aristotele Fioravanti uit Bologna naar Moskou. In vier
jaar schiep hij een van de fraaiste en krachtigste kathedralen van Rusland, die tot op heden nog bijna
onveranderd is. De Oespenskijkathedraal in Vladimir, het vroegere machtscentrum van het rijk Roes, diende als
voorbeeld. Fioravanti maakte zowel gebruik van de Oudrussische tradities als van de moderne techniek,
gebaseerd op de gulden snede, waardoor er een, door zijn uitgekiende verhoudingen en eenvoud, opvallend
gebouw ontstond. Hij gebruikte voor de eerste keer in Rusland een combimatie van tegels en witte
natuursteen. De gewelven zijn maar een tegel dik. De verschillende delen worden in plaats van door
eikehouten balken verbonden door ijzeren banden. Twee
vierkante pijlers (achter de iconostase) en vier zuilen ('als bomen, die door de steen gegroeid zijn') dragen de
vijf vergulde koepels en het afgevlakte kruisgewelf.
Fioravanti maakte geen gebruik van galerijen, waardoor er een reusachtige ruimte ontstond, waarin het
zonnelicht door smalle, maar hoge vensters in de muren en in de koepeltamboers naar binnen scheen. Massieve
hoekpilasters verbergen de vijf iets uit het bouwlichaam naar voren springende absissen. Pilasters verdelen de
voorgevel in gelijke, door halfronde bogen afgesloten vlakten. Op de hoogte van de onderste rij ramen zijn
blinde arcaden ter versiering aangebracht. Het zeer fraaie zuidelijk portaal komt uit op het Kathedralenplein.
De binnendeur werd uit Soesdal gehaald, waar hij reeds de kathedraal van Ivan I sierde, er zijn twintig bijbelse
taferelen op afgebeeld in goud op zwarte lak.
Halverwege de 16e eeuw ontstonden de fresco's in het portaal. Enkele jaren na de voltooiing van de kerk viel
Aristotele Fioravanti bij de grootvorst in ongenade; in 1486 stierf hij in diens kerker.
De bijna 16 m hoge iconostase die de altaarruimte scheidt van het schip dateert uit de 17e eeuw; de iconen
erop zijn echter uit de 11e eeuw. De heilige Georgius (12e eeuw), de aartsengel Michael (12/13e eeuw), de
Drieëenheid (14e eeuw) en vooral de in het hele orthodoxe Oosten vereerde Moeder Gods van Vladimir
(14e eeuw) zijn de mooiste exemplaren van de iconenwand.
In 1961 kwamen bij de restauratie van de kerk gedeeltes van de oude fresco's van 1513-1515 (in
1642/43 gerestaureerd) te voorschijn. Aan de westelijke muur herkent men het Laatste Oordeel; aan de noord-en
zuidkant ziet men drie cycli: Het leven van Maria, De Verheerlijking van de Moeder Gods en De Oecomenische
Concilies. Op de ronde zuilen zijn voorstellingen van heiligen en martelaren.
In de kathedraal vindt u de houten troon van Ivan IV de Verschrikkelijke (1351), de stenen zetel van de
metropoliet (16e eeuw), een bronzen open kast (1625), waarin een rest van het gewaad van Christus als relikwie
bewaard zou worden, en kroonluchters en
kaarsenhouders uit de 17e eeuw.
Enkele jaren na de voltooiing van de kathedraal van Maria ten Hemelopneming ontstond tussen1484 en 1489
naast het tsarenpaleis de kathedraal van Maria Boodschap (Blagovesjtsjenki Sobor) als hofkerk van de
heersende familie. Een tussen 1397-1416 opgetrokken eerdere kerk werd in 1482 wegens bouwvalligheid
afgebroken, alleen de hoge natuurstenen sokkel lieten de bouwmeesters uit Pskov staan. De basis is ook hier
kubusvormig met vier pijlers, hoofdabsis en zijabsides.
Op de pijlers rusten de hoofdkoepels en twee oostelijke zijkoepels. rondom de kubus liep een zuilengang. Vanaf
het paleis is er een verbinding met de bovengalerij van de kathedraal. Bij de restauratie van de kerk na de
brand van 1547 liet Ivan IV de zuilengang sluiten en op de vier hoeken van de omgang kapellen met koepels
plaatsen. Twee westelijke zijkoepels completeerden de beide oostelijke, waardoor het gebouw nu in totaal
negen koepels had. Kokosjniki sieren de achthoekige tamboer van de hoofdkoepel.
Feodosius, de zoon van de grote kerkschilder Dionysios, schiep de in 1947 blootgelegde muurfresco's. De
afbeeldingen van de machthebbers uit Byzantium, Kiev, Vladimir en Moskou op de zuilen zijn waarschijnlijk ook
van hem. Aan de iconostase, die uit de eerste kerk afkomstig is, bevinden zich werken van Theophanes de
Griek, Prochjor uit Gorodets en de monnik Andrej Roebljov, die hiermee zijn carrière begon. tijdens de
brand van 1547 werden diverse iconen deerlijk gehavend. De onderste rij, gebaseerd op het thema van
deësis (de voorspraak van Christus voor de mensheid) is ongetwijfeld van Theophanes, de rij die de feestdagen
uitbeeldt daarboven is van Roebljov (links) en Prochjor (rechts). Tijdens Ivan IV werd de vloer van de
kathedraal met jaspisplaten uit de Oeral belegd. De kelderverdieping herbergt een verzameling
archeologische vondsten die tijdens opgravingen op het Kremlinplein te voorschijn kwamen.
In dezelfde periode (1484-1486) bouwden architecten uit Pskov de kerk van de Deposito van het Gewaad van
Maria (Tserkov Risopolosjenija). Het kleine, slechts door één koepel gekroonde gebouw diende als huiskerk van
de metropolieten en patriarchen. De sinds 1951 vrijgekomen fresco's zijn van de schilders Sidor Ossipov,
Boris Avramov en Ivan Borissov (1644). Nastari Istomin en zijn medewerkers schiepen de
indrukwekkende iconostase. Tegenwoordig herbergt de kerk een verzameling van de Oudrussische sacrale kunst
(houten en stenen scilpturen, iconen encrucifixen uit de 15e tot de 18e eeuw).
De Aartsengel Kathedraal |
De Aartsengelkathedraal (Archangelski Sobor),
gebouwd van 1505-1508 door de Milanese architect Alovisio Nuovo laat een geslaagde vermenging van
Russische bouwtradities en Noorditaliaanse renaissance zien. Ook deze kerk heeft een voorganger, die tijdens
het bewind van Ivan I Kalitas (1325-1341) eveneens gewijd was aan de aartsengel Michael. De drieschepige
kruiskoepelkerk met hoofdkoepel en vier zijkoepels was de grafzerk van de tsaar.
Halverwege de 17e eeuw verdwenen de oorspronkelijke fresco's van Theophanes de Griek en Simeon Tsjornyj,
evenals de muurbepleistering. Moskouse kunstenaars van de 17e eeuw creëerden de nieuwe fresco's. Zij
geven de strijd om de nationale eenheid van het rijk Roes en het dagelijkse leven weer. Op ware grootte
afgebeeld ziet u de Moskouse grootvorsten en op een zuil herkent u Aleksandr Nevskij. De iconostase uit
1680/81 vertoont naast werken uit die periode ook enkele iconen uit de 15e en 16e eeuw. De aartsengel
Michael stamt uit de overgang van de 14e naar de 15e eeuw. Vanaf de 14e eeuw werden in de
Aartsengelkathedraal bijna alle Moskouse grootvorsten
en de tsaren met hun familieleden bijgezet. Alleen tsaar Boris Godoenov werd in het klooster Sagorsk begraven.
Sinds Peter de Grote lieten de tsaren - behalve Peter II -zich in St. Petersburg
begraven. Er zijn 46 sarcofagen met de stoffelijke resten van heersers, van Ivan I Kalita
(overl 1341) tot Fjodor III (overl 1682).
Klokkentoren van Ivan de Grote |
Het Kathedralenplein wordt beheerst door de
indrukwekkende klokketoren van Ivan de Grote (Kolokolnja Ivana Velikovo), een schepping
van de Italiaan Marco Ruffo (Mark Frjasin). In 1505 verrees de klokketoren op de plaats waar eens een kerk
stond. Op de witte uit steen gehouwen sokkel staan vier octogonale bakstenen lagen, die naar boven toe steeds
kleiner en dunner worden. In de boogvormige openingen van elke laag hingen de klokken. De toren eindigde
boven in een Kokosjniki-krans, maar in 1600 werd de
klokketoren bekroond met nog eens twee verdiepingen, waardoor de totale hoogte sindsdien 81 m bedraagt.
Petrok Malu bouwde in 1532-1543 voor de grote klok een monumentale klokkestoel. In 1624 voegde Basjen
Ogoerzov daaraan nog de Filaretklokkestoel toe. In 1812 gaf Napoleon bij zijn aftocht uit het brandende Moskou
het bevel de klokketoren met zijn twee klokkestoelen op te blazen. Alleen de Filaret-aanbouw werd vernietigd en
in 1819 door Domenico Gilardi gerestaureerd. Nog steeds hangen er in het torencomplex 21 klokken,
gegoten van de 16e tot de 19e eeuw. De grootste, de Maria Hemelvaartsklok, weegt 70 ton.
Tsarenklok |
Naast de klokketoren Ivan de Grote staat de beroemde
Tsarenklok (Tsar Kolokol) , die met een gewicht van 200 ton de grootste klok van de wereld is. In
1733-1735 werd hij door de gietmeester Ivan Motorin en zijn zoon Michael gegoten. Bij de grote brand van 1737
bevond de klok zich nog in de gieterij, bluswater deed een stuk van 11,5 ton uit het gloeiende brons springen.
Kanon 'Tsaar Poesjka' |
Vlak bij de Tsarenklok staat het imposante kanon 'Tsaar
Poesjka' , dat in 1586 door meester Andrej Tsjochov uit brons werd gegoten. Het kanon
weegt bij een lengte van 5,34 m bijna 40 ton; met een kaliber van 89 cm gold het als het grootste geschut van
die tijd. Tsaar Poesjka werd echter nooit gebruikt en was alleen als kartets (voorloper van de schrapnel) bedoeld;
de kogels gemaakt van ijzer uit de Oeral naast het kanon dienen alleen om te imponeren. De decoratieve
affuit stamt uit de 19e eeuw.
Toen Nikita Minov in 1652 door tsaar Aleksej tot patriarch werd benoemd en de naam Nikon aannam gaf
hij de opdracht tot de bouw van het Patriarchenpaleis (Patriarsjije Palata). Zijn hervormimgen leidden tot een
scheuring van de Russisch orthodoxe kerk. De aanhangers van de oude door Byzantium overgenomen
rituelen, de raskolniki, werden uit de officiële kerk gestoten en op meedogenloze wijze vervolgd. In 1682
eindigde hun leider, Petrovitsch Avvakoem, op de brandstapel. Nikons streven om de kerkelijke macht
boven de wereldlijke te plaatsen leidde uiteindelijk tot een breuk met de tsaar en in 1666 tot de definitieve
afzetting van Nikon. De stengheid en beslistheid van de patriarch is terug te vinden in het monumentale paleis,
waarvan de luxueuze inrichting niet onderdeed voor die van het paleis van de tsaar. Het 13 bij 19 m grote
kruisvertrek, de ontvangst- en ceremoniezaal van de patriarch, wordt zonder enige ondersteuning
overspannen door een reusachtig gewelf. Toen Peter de Grote het ambt van patriarch afschafte diende het
kruisvertrek als zalfoliezaal. De oven die gebruikt werd bij het prepareren van de zalfolie en een reusachtige
zilveren kuip getuigen hier nog van.
Kathedraal van de Twaalf Apostelen |
De Twaalf Apostelenkerk, gebouwd van 1653-1656 behoort tot het paleis. Het paleis en de kerk
herbergen tegenwoordig een museum voor 'toegepaste kunst en materiële cultuur in Rusland in de 17e eeuw'.
De tentoongestelde voorwerpen omvatten Russische drinkbekers voor vodka, kwas (een Russische
volksdrank) en wijn. Duits zilveren vaatwerk uit Hamburg en Augsburg, Engelse klokken, kunstig
geborduurde wandkleden, meubels, iconen van Simon Oesjakov, Fjodor Zoebov, Kuril Oelanov en andere
Moskouse meesters, handschriften en drukwerk.
Het Grote Kremlinpaleis |
Het Grote Kremlinpaleis (Bolsjoj Kremljovskij Dvorets) beheerst de zuidkant van het Kremlin met
zicht op de Moskva. Van 1740-1753 bouwde de Italiaanse architect Bartolomeo Restrelli het paleis als
zetel van de tsaar wanneer hij in Moskou verbleef. Op
deze plek stond eerst een villa, eerst van hout en later van steen, van de grootvorst van Moskou. Rastelli's
paleis werd van 1838-1849 door de Russische architect
Konstantin Thon volledig gewijzigd. Nog meer verbouwingen en restauraties vonden plaats in 1933/34
en 1966-1973.
In het grote Kremlinpaleis vergaderde tweemaal per jaar de opperste Sovjet van de USSR. Hier worden
staatsgasten en diplomaten ontvangen, daarnaast worden bijzondere plechtigheden gehouden. Het paleis
kan helaas niet bezocht worden; de belangrijkste zalen zijn: de vergaderzaal van de opperste Sovjet, deze
ontstond in 1933/34 door de samenvoeging van de Anderjevskijzaal met de Alexandrovskijzaal. Wit marmer
en stucweek sieren de 1250 m2 grote Georgioszaal, waar ontvangsten plaatsvinden. Kolossale pilasters
dragen het 17,5 m hoge tongewelf. De Georgioszaal sluit aan op de achthoekige Vladimirskijzaal, die het grote
paleis met de oudere gebouwen verbindt.
Het Terjempaleis (Terjemnoj Dvorets), ten noorden van het Grote Kremlinpaleis en daarmee verbonden,
ontstond in de 16e eeuw. Omstreeks 1635 werden de bovenste verdiepingen en de barokke muurschilderingen
eraan toegevoegd. In het Terje (= torenhuis) bevonden zich de privé-vertrekken van de tsarenfamilie. De talrijke
op verwarrende wijze gerangschikte kleine en grote ruimtes zijn bont en levendig en in de Oudrussische
houten bouwstijl gehouden; ze doen denken aan sprookjeskastelen van de Russische schilder Ivan Bibilin.
Het middelste raam van de zogenaamde troonzaal heette het 'verzoekschriftenraam'. Daar werd dagelijks
een houten schaal naar beneden gelaten, waarin iedereen een verzoekschrift kon deponeren. het volk
noemde het de 'lange bak', daar het erg lang - zo niet eeuwig - duurde voordat de verzoeken bij een
welwillende ambtenaar terechtkwamen. Boven het dakterras verhief zich een terjemok, een
penthouse-achtig gebouw waar de kinderen van de tsaar woonden. Het hoge geruite schilddak was vroeger
verguld.
Bij het Terjempaleis stonden enkele kleine kerken, die als huiskapellen voor de tsaar, de tsarina en de dochters
van de tsaar dienden. De oudste van deze kerken, die gewijd was aan de herrijzenis van Lazarus en zich
bevond in de kelderverdieping van de Maria
Geboortekerk, dateert uit 1393 en is daardoor het oudste nog bestaande bouwwerk van het Kremlin. In
1680/81 kregen de kerken een gemeenschappelijk dak met elf sierlijke gouden koepels op slanke, met keramiek
versierde tamboers.
Het gouden vertrek van de tsarina, een feestelijke ontvangstzaal die gedeeltelijk onder de Verlosserskerk,
de kerk van de Opwekking van de Heilige Lazarus en de Kruisingskerk is gelegen, ontstond aan het eind van de
16e eeuw.
Ivan III gaf in 1487 aan de twee Italiaanse architecten Marco Ruffo (Mark Frjasin) en Pietro Antonio Solari de
opdracht het Facettenpaleis (Granovitaja Palata) te bouwen, een van de eerste stenen gebouwen in Moskou.
De hoofdgevel aan het Kathedralenplein is gedecoreerd met klakstenen facetten; hieraan dankt het paleis zijn
naam en uiterlijk in de stijl van de vroege Italiaanse
renaissance. De bovenverdieping bestaat uit een 22 bij 22 m grote zaal, waarvan het vlakke kruisgewelf
gedragen wordt door één pijler. De schitterende fresco's van de zaal werden in de 19e eeuw gerestaureerd door
de gebroeders Beloessov, de kunstenaars kwamen uit Palecjj, een dorp dat van oudsher beroemd is om zijn
lakschilderijen.
In de wapenkamer (Oroesjejnaja Palata), het oudste Russische museum, worden de grootste schatten van
Rusland bewaard. Het huidige gebouw van de staatswapenkamer werd opgetrokken door de architect
Konstantin Thon (1844-1851); de geschiedenis van de verzameling gaat terug tot in de 14e eeuw. Destijds was
er in het Kremlin een werkplaats voor de vervaardiging van wapens en harnassen. In
1511 legde de werkplaats zich eveneens toe op de opslag en het onderhoud van de
grootvorstelijke parade-uitrustingen, hand- en vuurwapens. De beste ambachtslieden van het rijk Roes
waren werkzaam in de Wapenkamer. Naast wapens werden er al spoedig sjabrakken, gouden en zilveren
voorwerpen, juwelen en staatsgewaden voor de tsaren, patriarchen en hoge adel gemaakt. In de 17e eeuw
kwamen er iconenschilders en boekillustratoren bij.
Duitse en Engelse zilversmede en klokkemakers werden aangetrokken. De Wapenkamer ontwikkelde zich
langzamerhand tot een centrum van artistieke bedrijvigheid en tot schatkamer waar oorlogstrofeeën en
geschenken van buitenlandse machthebbers en
kooplieden bewaard werden.
Toen Peter I de werkplaatsen overbracht naar zijn nieuwe residentie St. Petersburg bleven de schatten
binnen de veilige muren van het Moskouse Kremlin. Aan het begin van de 18e eeuw werd de Wapenkamer het
hofmuseum van de Romanov-dynastie. Na de oktoberrevolutie werd de unieke verzameling aangevuld
met talrijke kostbaarheden uit alle delen van het land en opengesteld voor het publiek.
De verzamelimg van de staatwapenkamer is tegenwoordig verdeeld over negen
tentoonstellingsruimts; de muren vertonen bas-reliëfs van de grootvorsten en tsaren van de hand van de 18e
eeuwse kunstenaar fedot Schoebin. De Wapenkamer werd in de loop der tijden herhaaldelijk geplunderd: door
onderlinge vetes tussen de vorsten, tijdens de Mongools-Tataarse overheersing en bij de
Pools-Lotouwse inval. Overblijfselen uit de periode van de 11e tot de 15e eeuw zijn derhalve zeldzaam. Tot de
oudste tentoongestelde werken behoort de 'Rjasaner schat', die bij het naderen van de Mongolen in 1237 aan
de Oka werd begraven en die aan het begin van de 19e eeuw toevallig weer gevonden werd. Deze schat bestond
oa. uit ceremoniële hals- en hoofdsieraden en uit avondmaalskelken. Zeer beroemd is ook de kroon van
Vladimir II (1113-1125), die hij waarschijnlijk van de Byzantijnse keizer Alexios I Komnenos kreeg, en
tenslotte dient de helm van Jaroslav, grootvorst van Vladimir (1263-1271), niet te verwarren met de
gelijknamige grootvorst van Kiev, vermeld te worden.
Uit de 14e eeuw dateren een misgewaad van de metropoliet Alexis en het beroemde evangelieboek van
Morosov. Uit de periode van Ivan de Verschrikkelijke stammen de Kazaanse kroon, het pronkservies van
Ivans huwelijk met de Tsjerkessische prinses Maria Temrjoekovna, het evangelieboek van Ivan en zijn
ivoren troon. Perzische kunstenaars maakten de troon van Boris Gidoenov.
De creaties uit de 17e eeuw vertonen een weelderig decor, bijvoorbeeld het ambtgewaad van tsaar Michael
Fjodorovitsj, de grondlegger van de Romanov-dynastie,
met kroon, scepter en de rijksappel en de zadels, sjabrakken en hoofdstellen van de paarden van de tsaar.
Fonkelende edelstenen en het fijnste graveerwerk sieren het pronkservies van de vorst. Smaragden, saffieren,
robijnen en diamanten schitteren op de donkergroen geëmailleerde gouden schalen die de patriarch Nikon in
1653 aan tsaar Aleksej schonk. Het liturgische gewaad van de patriarch, gemaakt van het kostbaarste
Italiaanse goudbrokaat, weegt 24 kg.
De bloeiperiode van de Russische harnassmeedkunst was aan het eind van de 16e eeuw en aan het begin van
de 17e eeuw. De maliënkolder van de tsaar Boris Godoenov bestaat uit meer dan 10.000 ijzeren ringen,
op iedere ring staat het opschrift 'God met ons, niemand tegen ons'. Het harnas van tsaar Michael Fjodorovitsj
bestaat uit 1509 vergulde en geciseleerde lamellen, gemaakt van sterk veerkrachtig staal uit Damascus. De
meester Nikita Davudov maakte in 1603 voor tsaar Aleksej een harnas, waarvan de gepolijste stalen platen,
blinkend als een spiegel met goud en zilver bezet zijn.
De geschenken van buitenlandse heersers en kooplieden vormen een belangrijk deel van de verzameling. Sjah
Abbas I van Perzië schonk in 1604 aan tsaar Boris Godoenov een troon, bedekt met bladgoud en dicht
bezet met robijnen en turkooizen. Perzische
ambachtslieden creëerden ook de met parels en edelstenen bezaaide troon van de tsaar Michael.
Armeense kooplieden overhandigden in 1659 de mooiste troon, de zogenaamde 'diamanten troon' aan tsaar
Aleksej, 'de machtige en onoverwinnelijke heerser van Moskou': twee engelen op zwart fluweel beschermen de
Russische kroon, gouden en zilveren platen, vele turkooizen en 800 diamanten sieren de prachtige zetel.
De Turkse sultan Abdoelhamid I schonk in 1775 een schitterende ruiteruitrusting aan tsarina Catharina II.
Geschenken van de gezantschappen bestonden meestal uit kunstig bewerkt, verguld, geciseleerd en ook wel
geëmailleerd tafelzilver. De Wapenkamer bevat zo de grootste Duitse en Engelse verzameling
zilversmeedkunst. Zweedse en Deense gezanten
overhandigden voornamelijk zilverwerk uit Hamburg, Augsburg en Neurenberg. De Duitse bokalen, karaffen,
schalen en kandelaars waren tijdens de 30-jarige oorlog in Scandinavië terechtgekomen.
Na de overwinning van Peter I op de Zweden werd het leven aan het Russische hof steeds luxueuzer.
Buitenlandse meesters kwamen naar St. Petersburg, juweliers openden winkels, Carl Fabergé werd zelfs
wereldberoemd. voor het hof werden lakens, tafelkleden en gobelins geweven en porselein vervaardigd, in de
decoratieve barok en vervolgens in het strakkere classicisme. De Wapenkamer bevat uit die periode van
de tsarina's Catharina I, Anna Ivanovna, Elisabeth Petrovna en Catharina II en verder snuifdozen, klokken
en sieraden.
In de calèchenzaal ziet u de mooiste Russische koetsen, waaronder de pronkkoets van de Franse rijtuigmaker
Bournigalle, die Kirill Rasoemovskij, kozakkenhoofdman van de Oekraïne in 1757 aan tsarina Elisabeth Petrovna
schonk. De oudste koets van de verzameling is een geschenk van de Engelse koning Jacobus I aan Boris
Godoenov: deze open calèche met een baldakijn op sierlijke pilaren heeft assen die niet zwenken, zodat de
wagen in de bochten moest worden opgetild en in de nieuwe richting gedraaid. In de calèchezaal staat
bovendien een slee van tsarina Elisabeth Petrovna en de karos van Catharina II, een geschenk van Frederik de
Grote.
In het gebouw van de Wapenkamer bevindt zich ook de permanente tentoonstelling 'Het diamantenfonds van de
USSR'. Op de tentoonstelling vindt u unieke diamanten en edelstenen, die vroeger behoorden aan de tsaren, de
hoge adel en de kerk, respectievelijk later in de Sovjetunie, met name in de Jakoetenrepubliek gevonden
werden. Hier fonkelen legendarische diamanten 'Vorst Orlov' en 'Sjah', alsook de recent gevonden stenen
'Oktjabrski', 'Komsomolski', 'Slate Praha' en 'Valentina Teresjkova'. Er is ook een collectie van moderne
juwelen, gemaakt van goud, platina en edelstenen; alle
creaties uit Russische ateliers.
Het zogenaamde lustslot (Potesjnuj Dvoretsj) tussen de Wapenkamer en de Drieëenheidstoren werd in 1679 als
hoftheater gebouwd.
Het Congrespaleis vertegenwoordigde de nieuwe Sovjetrussische bouwstijl. Dit gebouw ontstond in 1961
volgens het ontwerp van een architectencollectief onder leiding van Michail Possochin. Door de reusachtige
glazen façade kunt u de foyer en de brede trappen zien.
In de grote congreszaal kunnen 6000 personen opera- en balletuitvoeringen van het Bolsjojtheater bijwonen. Er
worden volksfeesten gehouden en diverse malen vond het partijcongres van de Communistische partij van de
USSR hier plaats. In de banketzaal boven de congreszaal kunnen 2500 personen plaatsnemen. In de grootste
congreszaal van de Sovjetunie zijn verder nog 800 foyers, wandelgangen, artiestengarderobes, repetitie- en
perszalen, technische afdelingen en keukens. In de vleugels is de administratie gehuisvest.
Het langgerekte Arsenaal werd in opdracht van Peter de Grote gebouwd. De in 1702 gestartte
bouwwerkzaamheden moesten wegens de Noordse oorlog tegen Zweden worden stopgezet. In 1722 werden
de werkzaamheden hervat, maar in 1737 brandde het Arsenaal af en werd tot 1754 weer opgebouwd. In 1812
liet Napoleon het gebouw opblazen. De Russsiche architect Ossip Bowe werd belast met de restauratie (tot
1828). Voor het Arsenaal staan Franse kanonnen van de Grande Armée van Napoleon.
Matvej Kasakov bouwde van 1776-1788 de driehoekige vleugel van de Oude Senaat. De belangrijkste
zaal, tegenwoordig de Sverdlovzaal genoemd (naar I.M. Sverdlov, 1885-1919, een van de eerste voorzitters van
het Centraal Uitvoerend Comité) geldt als meesterwerk van het classicisme. De ronde koepelzaal (27 m hoog
met een doorsnede van 25 m) met een colonnade bestaande uit 24 zuilen, wordt dikwijls het 'Russsich
Pantheon' genoemd. In het gebouw van de Oude senaat heeft tegenwoordig de ministerraad van Rusland zijn
zetel. Op het groene koepeldak wappert de vlag van Rusland.
Op de tweede verdieping van de Oude Senaat leidde Lenin van 1918-1923 de jonge sovjetstaat. Hier waren
zijn werkkamer en zijn woning, die hij deelde met zijn vrouw Nadesjda Kroepskaja en zijn zuster Maria Oeljanova. In de belendende ruimtes waren de Raad van
Volkscommissarissen, de Verdedigingsraad en het Politburo van de communistische partij gehuisvest. De
werkkamer en de woning zijn nog hetzelfde gebleven als tijdens Lenins leven. Een exacte kopie van de
werkkamer vindt u in het Leninmuseum.
Het gebouw van het Presidium van de Opperste Sovjet van de USSR ter hoogte van de Spasskijtoren werd
tussen 1932 en 1934 op de plaats van een bouwvallig klooster neergezet. Eerst was hier een militaire school,
later de Sverdlovclub, vanaf 1958 het Kremlintheater en tegenwoordig is het de zetel van de president van
Rusland, het bestuur van het Russische parlement en de permanente commissies. Hier overhandigen buitenlandse
ambassadeurs hun geloofsbrieven en worden buitenlandse delegaties ontvangen. In de centrale
vergaderzaal met 1000 plaatsen vergaderen oa. de Kamer van de Unie en de Kamer van de Nationaliteiten.
Op de plaats van het plein, waarop in april 1919 de eerste algehele Russische 'soebbotnik' plaatsvond,
bevindt zich nu een park. Onder soebbotniks (van soebbota = zaterdag) verstaan de Russen een actie van
vrijwillige en onbetaalde gemeenschapsarbeid. Op de 50 verjaardag van de oktoberrevolutie, volgens de nieuwe
kalender op 7 november 1967, werd in het park het standbeeld van Lenin van de beeldhouwer V. Pintsjoek
onthuld.
|