St.Petersburg.
Hermitage - het museum.
Tegenwoordig behoort het Winterpaleis, bekend onder de naam Hermitage (= kluizenaarswoning) tot de
grootste, mooiste en meest veelzijdige musea ter wereld.
De geschiedenis van dit museum begint reeds bij tijdens de regering van Peter de Grote (1672-1725),
die de eerste schilderijen en beeldhouwwerken ter opluistering van zijn residentie aan de oever van de
Neva uit het westen liet komen. Toen zijn vrouw, de
latere Catharina I, schitterend goudsmeedwerk uit Siberische graven cadeau kreeg, liet de tsaar een
oekaze uitvaardigen, waarbij alle in de grond gevonden antieke voorwerpen naar Sint-Petersburg gebracht
moesten worden.
De dochter van Peter, Elizabeth, stichtte in 1757 de Kunstacademie en breidde de verzameling van haar
vader uit. Maar Catharina II de Grote maakte de kunstverzameling pas tot de schitterende collectie die
ze nu is (zie ook onderstaand artikel).
De Hollandse smaak van Catharina de Grote (uit de Telegraaf van vrijdag
25 juni 1993, pagina T13)
Over haar zijn heel wat spannende verhalen te vertellen. Zo beweert men
dat haar echtgenoot werd vermoord door een van haar minnars. Zeker is
dat ze uitstekend mensen voor haar karretje wist te spannen. Rusland
plukt daar nog stees de vruchten van. Mede door haar uitgebreide net
van relaties verzamelde ze tijdens haar leven 4000 schilderijen die de
Hermitage in Sint-Petersburg tot één van de belangrijkste musea ter
wereld hebben gemaakt.
Haar speciale voorkeur ging uit naar Hollandse en Vlaamse meesters uit
de Gouden Eeuw, waarvan ze respectievelijk 400 en 600 werken in de
wacht sleepte. Het maakte niet uit of het een landschap, een stilleven,
een interieur of een portret betrof. Als het maar een bekende naam en
topkwaliteit was. Hele verzameling kocht ze op via haar adviseurs in
verschillende landen; de Russische ambassadeurs en haar persoonlijke
vrienden onder wie Voltaire en Diderot.
'Het werd tijd om Catharina's aankoopbeleid en de invloed van haar
adviseurs aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen', zegt Hélène
Meyer, conservator van het Musée des Beaux Arts in Dijon, dat er als
eerste museum in Frankrijk in slaagde 40 meesterwerken uit de Hermitage te lenen. 'Zelfs in Rusland hebben ze niet eerder onderzoek
gedaan baanr haar verzamelbeleid en haar lijk op kunst, terwijl er toch
wel degelijk correspondentie bestaat met name tussen Catharina en haar
ambassadeur in Parijs, de prins Galitzine met wie ze heel close was.'
Hélène kwam speciaal even naar Amsterdam om kunstliefhebbers en vakantiegangers naar Frankrijk te wijzen op de bijzondere tentoonstelling,
die tot 27 september te zien is in haar museum in Dijon, dat gevestigd is
in het voormalige Paleis van de Hertogen van Bourgondië. 'Het is ons niet
gelukt om een Rembrandt los te krijgen,' zegt ze, 'maar Jordaens, Rubens,
van Dyck, Bloemaert, de Heem, Ferdinand Bol, Gabriël Metsu, De Hondecoeter, Paulus Potter en Pieter de Hoogh, ze zijn allemaal
vertegenwoordigd. De enige tegenprestatie die de Russen eisten, was de
restauratie van de betrokken doeken. Daar hebben we dus nog een goede
daad mee verricht.'
De 'Hollandse smaak' begon in Rusland met de belangstelling die tsaar
Peter de Grote (1682-1725) aan de dag legde voor Amsterdam. hij was
de eerste Russische vorst die zich voor buitenlandse kunst interesseerde
en verschillende doeken aankocht. Catharina II (1762-1769), die met zijn
kleinzoon trouwde, wilde dat voortzetten. Ze koos haar ambassadeurs
speciaal uit met het oog op haar kunstverzameling en wist de hand te
leggen op de mooiste en grootste collecties uit heel Europa. Zo kaapte ze
in 1764 net de verzameling van de Berlijnse koopman Gotzkowsky weg
voor de neus van Frederik II van Pruisen. Later zou haar kleinzoon, tsaar
Alexander I, in haar voetsporen treden zij het een stuk minder fanatiek.
Hij wist, in het geheim, de mooiste schilderijen uit de verzameling van
keizerin Josephine te bemachtigen. |
In feite interesseerde de tsarina zich meer voor de
Franse literatuur dan voor de beeldende kunst van die tijd, ze dweepte met Voltaire en Diderot. Dat
veranderde pas toen zij in 1764 van de Berlijnse koopman Gotzkowsky 225 schilderijen als betaling van
zijn schuld aan de Russische staat ontving. De doeken van Vlaamse en Hollandse meesters waren bestemd
voor Frederik de Grote, de koning van Pruisen. Deze had echter na de zevenjarige oorlog financiële
problemenen en moest hierdoor van de koop afzien.
Catharina liet in 1764-1765 voor deze schilderijen de kleine Hermitage naast het Winterpaleis bouwen, waar
zij zich regelmatig terugtrok om de schilderijen te bewonderen, hoewel zij niet veel verstand van kunst
had.
In 1768 verwierf Catharina in Brussel de verzameling van de Oostenrijkse graaf Karl Cobenzl en in 1769 in
Dresden de verzameling van graaf Heinrich von Brühl.
In 1772 kocht zij in Parijs de collectie van Pierre Crozat en vervolgens in 1779 de unieke verzameling van de
Engelse premier Lord Robert Walpole. Eminente kunstkenners adviseerden de tsarina, vooral haar
Franse vriend Denis Diderot, wiens pikante verhalen en romans haar meer boeiden dan zijn beroemde
filosofische werken, daarnaast de Frans-Duitse publicist Friedrich Melchior baron von Grimm, de
beeldhouwer Etienne Falconet, de kunstverzamelaar François Tronchin en de vorst Dmitrij Golitsu, gezant in
Parijs en Den Haag, die de tsarina op de hoogte hield van alle interessante koopjes en toekomstige
kunstveilingen.
De Russische kunst hield zich toen nog bezig met de traditionele religieuze thema's die
Catharina niet erg aanspraken. In 1774 hingen in de Hermitage reeds 2080 schilderijen. 'Alleen ik en de
muizen kunnen deze schitterende kunstwerken bewonderen' placht de tsarina te zeggen. Maar
tenslotte mochten enkele uitverkorenen en ook de studenten van de Kunstacademie de Hermitage
bezoeken.
Van de opvolgers van Catharina waren het vooral Alexander I en Nicolaas I, die de verzameling
aanvulden. In 1839 moest Leo von Klenz voor de vele nieuwe aanwinsten nog een 'kluizenaarswoning', de
nieuwe Hermitage erbij bouwen, die na de voltooiing in
1852 als museum toegankelijk werd voor het publiek.
Na de oktoberrevolutie in 1917 kwamen door nationalisering van het kunstbezit vele schilderijen en
beeldhouwwerken uit kastelen en privé-verzamelingen naar Petrograd. De collecties werden opnieuw
gerangschikt en verdeeld over de zalen van de Hermitages en het Winterpaleis. Het totale museum
werd van toen af aan Hermitage genoemd; het bevatte een van de grootste verzamelingen Westeuropese
kunst. De collectie wordt nog voortdurend uitgebreid door aankopen, schenkingen en nalatenschappen. Het
exclusieve van de tentoongestelde werken - tot de verzameling behoren 25 schilderijen van Rembrandt,
38 van Rubens, 36 van Picasso en 37 van Matisse - maakt de Hermitage tot een van de meest bezochte en
met zijn 2,7 miljoen tentoongestelde werken tot een
van de grootste musea ter wereld. Men schat het bezit op 11 miljoen werken.
|