St.Petersburg.
De Fontanka, de Mojka en het Gribojedovkanaal.
Als u voldoende tijd hebt dan moet u beslist een wandeling maken langs de drie stromen, die door Sint-Petersburg
lopen. Voor haastige bezoekers liggen er bij de Anitsjkovbrug aan de Nevskij Prospekt rondvaartboten,
maar van vele toeristische plekjes in Sint-Petersburg kan men alleen lopend genieten. De drie rivierarmen van de
Neva zorgden vroeger voor de afwatering van de moerassen. Ten tijde van Catharina II
werden de oevers verstevigd, de rivierarmen werden door kanalen met elkaar en met de Neva verbonden, zodat het terrein aan
de Grote zijde per schip kon worden bereikt voor het laden en lossen. Nog steeds kunt u af en toe vrachtschepen en
zelfs sleepboten door de smalle waterwegen zien varen; meestal wordt er puin afgevoerd en
bouwmateriaal aangevoerd, want overal in de stad wordt gebouwd, al blijven de mooie oude façades, liefdevol gerestaureerd,
bewaard.
Bij het zomerpaleis van Peter de Grote splitst de Fontanka zich van de Neva af om zich na 6,5 km in het westen van
de stad weer met haar te verenigen. Vroeger heette de
kleine rivier 'Besoemjannu Erik' (= gekke Erik). Daar talrijke fonteinen van de zomertuin haar water gebruikten
kreeg zij de naam 'Fontannaja' en later 'Fontanka'. De Pratsjetsjnuj Most overbrugt de Fontanka op de
Koetoesovkade in een hoog gewelfde boog. De bouwperiode, 1766-1768, bewijst dat dit de oudeste brug
van Petersburg is. Ze is genoemd naar het washuis, Pratsjetsjnuj Dvor, dat hier naast de magazijnen en
overige dienstgebouwen van de zomerresidentie stond.
Aan de zuidkant van de zomertuin, precies achter de schilderachtige Pestelbrug, buigt de Mojka af. De tussen
1902 en 1910 gebouwde brug draagt de naam van de dekabrist P.J. Pestel.
Aan de oostelijke oever van de rivier, ten noorden van de Anitsjkovbrug met haar prachtige paardentemmers staat
het Sjeremetjevpaleis (huis nr. 34), het tegenwoordige
researchinstituut van de Noord- en Zuidpool. In dit instituut, dat tot de belangrijkste van de wereld behoort,
komt de informatie van diverse Noord- en Zuidpoolstations en -expedities bijeen en wordt op internationaal vlak
produktief gemaakt.
Graaf Pjotr Sjeremetjev, een zoon van de succesvolle legeraanvoerder van Peter de Grote, liet het paleis
halverwege de 18e eeuw bouwen door de architect Savva Tsjevakinskij, een leerling van de grote Rastrelli, en
noemde het Fontannuj Dom (= huis der fonteinen). In 1837 maakte Corsini het hoge hek en de gietijzeren poort
met het familiewapen.
Het huis op nr. 36 bouwde Giacomo Quarenghi tussen 1804 en 1807 voor het Catharina-instituut, een school voor de dochters van
officieren en ambtenaren. Momenteel bevindt zich in het classicistische gebouw een dependance van de Saltukov
Sjtsjedrinbibliotheek.
Het Huis van vrede en vriendschap der volkeren aan de overkant van de Fontanka (nr. 21) was het paleis van
graaf Sjoevalov. In 1790 bouwde een gravin Vorontsova hier een kleine villa, die in het begin van de 19e eeuw het
bezit werd van vorst Narusjkin. De vorst liet, vermoedelijk door de architect Quarenghi, het huis uitbreiden met een
schitterende zuilenzaal. Dit bekoorlijke paleis schonk hij zijn dochter toen ze in 1844 met graaf Peter Sjoevalov
trouwde. Door dit huwelijk werden twee families die sinds Peter I een grote politieke en culturele invloed gehad
hadden gelieerd. Natalja, de moeder van Peter de Grote, stamde uit het geslacht Narusjkin, Tataarse landadel. Twee
Sjoevalevs, de broers Aleksanr en Pjotr, hielpen Elizabeth, de dochter van Peter de Grote, in 1741 op de troon. De
derde broer Ivan werd de gunsteling van tsarina Elizabeth en stichtte de Academie van Schone Kunsten.
In de 19e eeuw moest N. Jefomov het paleis verbouwen en vergroten. Sindsdien is de buitenkant van het paleis in de
neorenaissancestijl; in het interieur van Bernard Simon
weerspiegelt iedere zaal een andere periode: gotiek, renaissance, barok en classicisme.
Vier sierlijke torentjes karakteriseren de Lomonossovbrug, een ophaalbrug
die tussen 1785 en 1787 tegelijkertijd met andere bruggen in dezelfde bouwstijl werd opgetrokken.
Het middelste gedeelte van de brug kon door middel van kettingen omhoog worden gehaald voor de doorvaart van
schepen. Alles in dit gebied herinnert aan het universele
genie Michail Lemonossov: de straat, die over de brug naar de Sadovaja Oelitsa (Tuinstraat) loopt, het kleine
Lomonossovplein met het fraaie gebouwencomplex van
Rossi naast de brug en het gedenkteken voor de grote geleerde, die in 1755 de
Moskouse universiteit stichtte.
Vanaf het Lomonossovplein kijkt u door de Rossistraat op de achterste façade van het Poesjkintheater.
De Rossistraat, vroeger Theaterstraat, herinnert aan de architect Karel Rossi, die aan de hele stadswijk en ook aan
deze architectonisch mooiste straat van Sint-Petersburg vorm gaf. Van 1828-1834 bouwde Rossi voor het
ministerie van Volksontwikkeling en voor de administratie van het theater aan weerszijden van de straat precies
hetzelfde gebouw met een rustica-benedenverdieping en een bovenverdieping met hoge vensters en Dorische
halfzuilen. Net als bij het theater springen de helderwitte zuilen op de narcisgele façade eruit. Buitengewoon zijn ook
de afmetingen van de straat: de gebouwen zijn 22m hoog, de straat is 22m breed, de lengte van de gebouwen
en de straat bedraagt het tienvoudige daarvan, 220m dus.
In het westelijke gebouw is tegenwoordig het Instituut voor Architectuur en
stadplanning ondergebracht en het oostelijke gebouw herbergt het Staatstheatermuseum met
meer dan 300.000 werken uit de geschiedenis van het Russische toneel, de opera en het ballet, met
decorontwerpen, duizenden bandjes en een van de grootste gespecialiseerde bibliotheken van de wereld, de
Theaterbibliotheek 'A. Loenatsjarskij'. Anatoli Loenatsjarskij (1875-1933) schreef de drama's 'Faust en
de stad', alsook 'De bevrijde Don Quichote'; als volkscommissaris voor de cultuurpolitiek (1917-1929)
bracht hij het geestelijke leven in de Sovjetunie tot grote bloei.
Naast het Theatermuseum ligt de balletschool A. Vaganova. Deze school werd in 1728 tijdens de
regeringsperiode van tsarina Anna Ivanovna als onderdeel van het 'kadettencorps' opgericht en ontwikkelde zich tot
de beroemdste balletschool ter wereld, waar Anna Pavlova (1881-1931), Vatslav Nijinskij (1889-1950), Michail Fokin
(1880-1942), Galina Oelanova (geb. 1910), Vachtang Tsjaboekiani (geb. 1910), Rudolf Noerejev (1938-1992) en
vele andere grote danseressen en dansers vandaan kwamen. De balletpedagoge Agrippina Vaganova
(1879-1951) ontwikkelde een opleidingssysteem voor het klassieke ballet, dat internationaal gebruikt werd; in 1956
ontving de balletschool van Petersburg haar naam.
Tegenwoordig worden in het Vaganova-instituut meer dan 500 balletleerlingen tegelijk opgeleid.
Dicht bij de Lomonossovbrug staat naast het Huis van de pers aan de Fontanka-kade de Grote Academische
Gorkijschouwburg. In de tweede helft van de 19e eeuw werd het theater als 'Klein theater' gebouwd en direct na
de oktoberrevolutie op instignatie van Maxim Gorkij enanderen als 'Theater voor hoge heroïsche tragedie en
romantische komedie' heropend. Met het drama 'Don Carlos' van Schiller begon het eerste
theaterseizoen van het sovjettijdperk.
Het Kroejovkanaal verbindt de Fontanka met het Gribojedovkanaal en de Mojka.
Reeds van verre ontwaart u tussen de bladeren van de oeroude bomen de hoge
klokketoren en de vijf gouden koepels van de Kathedraal van Sint-Nikolaj van de Zeelieden. Savva Tsjevakinskij
bouwde het blauwwitte gebouw in de stijl van de Peterburgse barok (1753-1762). In hoofdlijnen volgt de
kathedraal de Oudrussische tradities: vijf koepels, geplaatst op de plattegrond van een Grieks kruis en een
aparte klokketoren. Door de talrijke witte zuilen voor de blauwe muren, de sierlijke balkons, de grote door stucwerk
omlijste vensters lijkt de kathedraal eerder een paleis. De heilige Nicolaas is de
schutspatroon van de zeelieden; er waren in de 18e eeuw in deze wijk dan ook vele
marinekazernes. De kathedraal bestaat uit twee verdiepingen. De lage, sombere
winterkerk met daarop de hoge, heldere zomerkerk. De schilderijen in de fraai
uitgesneden en vergulde iconostase zijn van de broeders Kolokolnikov. In de kathedraal vinden erediensten plaats.
Vanaf de Nikolajkathedraal loopt de Glinkastraat naar het Theaterplein met het
wereldberoemde Kirovtheater voor opera en ballet.
De traditie van dit theater is bijna net zo oud als de stad zelf, want reeds in 1710,
zeven jaar nadat de eerste spade op het Hazeneiland in de grond was gestoken,
bouwden Duitse handwerkslieden en kooplieden aan de Mojka een klein houten theater waar Duitse drama's en muzikale
kluchten werden opgevoerd. Peter de Grote had namelijk capabele en ondernemende families uit het westen
gehaald, meestal protestanten uit katholieke landen, die mee moesten helpen zijn vloot te bouwen en te outilleren
en zijn nieuwe stad aan de Neva te bevolken. Tussen de Mojka en het huidige Gribojedovkanaal bouwden zij hun
huizen. Nog in 1869 was een op de tien inwoners van
Petersburg een Duitser.
Tsarina Anna liet in het theater van het Winterpaleis Italiaanse zangers optreden en in 1783 stichtte zij de
eerste dansschool. In 1755 ontstond uit Elizabeth's 'kadettencorps' de toneelgroep 'Soemarokov', die in het
Slottheater aan de Nevskij Prospekt regelmatig
voorstellingen gaf.
In 1765 gaf Catharina de Grote de opdracht tot de bouw van een theater op de Plosjtsjad
Karoeselli, een kermisterrein; op de plaats van het huidige conservatorium stond eerst dit houten gebouw. Italianen
hadden de leiding over het operagebouw, van 1776-1784 Giovanni Paisiello en van 1787-1791 Domenico Cimarosa;
Giuseppe Sarti werd door de tsarina zelfs in de adelstand verheven. In 1783 verving Quarenghi het houten gebouw
door het Bolsjoitheater (= grote theater), dat met 2000
plaatsen lange tijd het grootste theater van Europa bleef.
Tot 1836 stonden opera's, balletten en ook toneelstukken op het repertoire. Na de opening van het Alexandratheater
(tegenwoordig het Poesjkintheater), beperkte het
Peterburgse Bolsjoi zich tot opera's en balletten. In 1836 begon met de opera 'Een leven voor de tsaar' van Michail
Glinka het bloeitijdperk van de Russische muziek; in 1842 volgde 'Roeslan en Ljoedmila' met teksten van Aleksandr
Poesjkin.
Van 1859-1860 zette de architect Albert Cavos precies aan de overkant een nieuw operagebouw neer, dat naar de
gemalin van Alexander II het Mariatheater werd genoemd.
In het Mariatheater beleefden bijna alle grote Russische opera's hun première. In 1847 was de Franse choreograaf
en balletmeester Marius Petipa naar Petersburg gekomen; hij maakte het Bolsjoiballet, vanaf nu het Mariaballet met
zijn choreografieën 'Don Quichote' (1869), 'La Bayadère' (1877), 'Doornroosje' (1890), 'Het Zwanenmeer' (1895) en
'Raymonda' (1898) wereldberoemd. In 1935 kreeg het theater de naam van de kort tevoren in Leningrad
vermoorde sovjetpoliticus Kirov.
Tegenover het Kirovtheater staat het vroegere Bolsjoitheater, waarin sinds 1989 het conservatorium is gevestigd. Dit werd in 1862 door Anton Rubinstein
opgericht en draagt tegenwoordig de naam van Rimskij-Korssakov, die vele jaren directeur was. De
concerten van het conservatorium genieten wereldfaam. In de parken naast het conservatorium vindt u monumenten,
gewijd aan Michail Glinka (1906, beeldhouwer: Robert Bach) en Nikolaj Rimskij-Korssakov (1952; beeldhouwers:
Benjamin Bogoljoebov en Vladimir Ingal).
Aan de overkant van de Dekabristenstraat vormen het Krjoekovkanaal, de Mojka en het Kroestejnkanaal (vroeger
het Admiraliteitskanaal) een eiland, dat door de rode bakstenen huizen de naam 'Nieuw-Holland' (Novaja
Gollandija) kreeg. Ten tijde van Peter de Grote bevonden zich op het eiland de opslagplaatsen voor hout voor de
dichtbij gelegen scheepswerven.
Tussen 1765 en 1780 bouwde Vallin de la Mothe de mooie brug over de Mojka.
Nu vervolgen wij rivieropwaarts de loop van de Mojka, die tussen 1797 en 1810 werd gekanaliseerd en met de
Fontanka verbonden. Vanaf Nieuw-Holland loopt u over de Kusbrug, een van de eerste ijzeren bruggen in Petersburg
(1800-1816). Voor haar naam bestaan diverse verklaringen: sommigen beweren dat op de brug de
matrozen van de dichtbij gelegen kazerne hier afscheid namen van hun meisjes; anderen menen, dat de brug
vroeger diende als contactplaats voor een bordeel; weer anderen zeggen, dat de naam afkomstig is van een zekere
Pozeloejev, die hier een herberg dreef. Misschien kloppen alle drie de versies.
Een stukje verder aan de zuidelijke oever van de Mojka staat het Huis van de leraren, officieel Cultuurpaleis der
medewerkers aan de opvoeding geheten, het vroegere Joessoepovpaleis. In de jaren 80 van de 18e eeuw kocht
vorst Joessoepov, een afstammeling van een oud Tataars geslacht, het terrein van graaf Sjoevalov en gaf Vallin de
la Mothe opdracht een villa te bouwen. Van hem stamt de porticus met zes zuilen van de hoofdfaçade. In 1830
voegde A. Michailov er een grote ontvangstzaal aan toe en gaf een nieuwe vorm aan de bovenverdieping; Giovanni
Scotti beschilderde de plafonds. Van 1859-1862 vernieuwde Ippolito Monighetti het trappenhuis in
neobarok en Giovanni Toricelli creëerde de plafondschildering. De lange smalle vleugel, die ver in de
vroegere tuin uitstak en door een klein theater werd afgesloten, ontstond aan het eind van de 19e eeuw. In het
theater traden vele belangrijke kunstenaars op, waaronder de grote bassist Fjodor Sjaljapin. Tegenwoordig vinden
hier kamerconcerten en zangavonden plaats.
Beroemd was de kunstverzameling van vorst Joessoepov; na de oktoberrevolutie viel deze uiteen en kwam terecht in de
grote musea van Sint-Petersburg en Moskou.
In een kelder van het Joessoepovpaleis werd, om de monarchie te redden, op 30 december 1916 de Siberische
rondtrekkende profeet en wonderdokter Raspoetin vermoord. Tot de samenzweerders behoorden de jonge
vorst Felix Joessoepov, die met een nicht van de tsaar was getrouwd, grootvorst Dmitrij Pavlovitsj, het doemalid
Poerisjkevitsj en de legerarts Lasavert. Raspoetin werd gedwongen een vergiftigde taart te eten. Toen het gif niet werkte schoten de samenzweerders in het wilde
weg op de
monnik en wierpen hem nog levend in een wak in de bevroren Sjdanovka, een klein zijkanaal van de Mojka.
Weken later vond men het lijk van Raspoetin, vastgevroren aan een steunbeer van een brug. Jossoepov
werd naar het buitenland verbannen, waar hij in 1967 in Parijs overleed.
De Blauwe brug voor het raadhuis van Sint-Petersburg kan men alleen vanaf de oever van de Mojka herkennen; vanaf
het Izaaksplein kan men haar vanwege de reusachtige
breedte (bijna 100m!) amper als brug herkennen.
Voor de Nevskij Prospekt verheft zich aan de rechterkant de fraaie façade van het Stroganovpaleis.
Bij de zangerbrug, die in 1840 de verbinding met het Slotplein tot stand bracht en een bijzonder fraaie
smeedijzeren leuning heeft, buigt het Winterkanaal naar de Neva af. De brug heet naar het Staats Glinkakoor, het
gebouw waarin het oudste Russische zangkoor in 1889 zijn intrek nam. Het koor was door Peter de Grote nog in
Moskou als 'capella' gesticht, later haalde hij het naar zijn nieuwe residentie Sint-Petersburg, waar het koor tijdens
erediensten en later ook bij opera's zong; sinds 1802 legde het zich steeds meer toe op oude en nieuwe koorwerken.
In het huis ernaast, op nr. 12, bracht Aleksandr Poesjkin met zijn vrouw Natalja de laatste maanden van zijn leven
door. In 1925 werd de woning een Poesjkinmuseum.
Interessanter dan het interieur, dat vooral uit kopieën bestaat, is het huis zelf, een typische stadsvilla van een
welgestelde Rus uit de eerste jaren van Petersburg. De villa stamt uit 1730 en werd diverse malen
gemoderniseerd. De idyllische binnenplaats met de
huishoudelijke gebouwen bevindt zich nog in de oorspronkelijke staat. Op deze
binnenplaats terffen vrienden van de Russische lyriek elkaar jaarlijks op de
sterfdag van Poesjkin - hij stierf op 29 januari 1837 aan de gevolgen van een duel - om voor te lezen uit eigen werk.
Net voor het Marsveld splitst het Gribojedovkanaal zich van de Mojka af. Dit kanaal was vroeger het riviertje
Krivoesja (= de kromme), dat ten tijde van Catharina de Grote van 1764-1790 werd voorzien van vaste kademuren
en daardoor de naam Catharinakanaal kreeg. Toen de Russische gezant Aleksandr Gribojedov in 1829 in Teheran
werd vermoord kreeg het kanaal zijn naam. Daarnaast was Grobojedov toneelschrijver: zijn komedie op rijm 'Verstand
schept lijden', een satire op de Russische geldadel, staat nog steeds op het repertoire van vele theaters ter wereld.
Wanneer u geen tijd heeft om alle drie de stromen aan de Grote zijde van Sint-Petersburg af te lopen, dan moet u in
ieder geval het Gribojedovkanaal tot aan zijn monding in de Fontanka volgen.
Dicht bij de kademuren van het Gribojedovkanaal, op de plaats waar tsaar Alexander II op 1 maart 1881 het
slachtoffer werd van een aanslag, liet zijn zoon en opvolger Alexander III de Opstandingskerk bouwen, ook
Verlosserskerk of Bloedkerk geheten. Het ontwerp is van de architecten A. Parlanden I. Makarov; als voorbeeld voor het
eclectische gebouw diende de Moskouse Basiliuskathedraal. De bouwwerkzaamheden duurden van
1883 tot 1907. Alles glinstert en glanst aan gevels, torens en koepels; mozaïeken, faiencewerk en vergulde kappen
proberen de pracht van de Oudrussische kerken op het begin van de 20e eeuw over te brengen.
Mooi zijn de mozaïeken 'Kruisdraging', 'Kruisafname' en 'Afdaling naar de hel' van Viktor Vasnetsov en het mozaïek
'De Kruisiging' aan de westgevel van Michail Nesterov. Na
voltooiing van de restauratiewerkzaamheden wordt de kerk een museum met Russische mozaïekkunst en
documenten over de activiteiten van de beweging 'Narodnaja Volja' (= wil van het volk), waartoe de
aanslagplegers behoorden.
Aan de overkant van het kanaal ligt tussen de Mojka en het Konjoesjennaja Plosjtsjad (Plein van de stallen) het
uitgestrekte complex van de keizerlijke stallen, gebouwd tussen 1720 en 1723 door N. Härbel en van 1817-1823
verbouwd door V. Stassov. Het midden van het aan het plein gelegen complex wordt ingenomen door de
Stallenkerk; op de façade zijn de bas-reliëfs 'Intocht in Jeruzalem' en 'De Kruisiging' door Valerij
Demoet-Malinovskij te zien. In deze Stallenkerk vond de sobere dodenherdenking van Poesjkin in besloten
familiekring plaats voordat men het lijk liet bijzetten in het klooster van Svjatogorsk bij Pskov. De oorspronkelijke
plechtigheden, die in de Isaakskathedraal zouden plaatsvinden, werden door de regering verboden omdat
men bang was voor verstoring van de openbare orde.
Het Gribojedovkanaal loopt ter hoogte van de Nevskij Prospekt langs de Kazaanse kathedraal en bereikt de
kleine Bankbrug, de mooiste voetgangersbrug van Sint-Petersburg. Van 1825-1826 bouwde de ingenieur G.
Traitteur naar de Bankbrug nog vijf andere voetgangersbruggen, waaronder de Leeuwenbrug. Het
waren de eerste hangbruggen van Europa. Twee gietijzeren griffioenen met vegulde vleugels houden de
dragende stalen kabels met de bek vast (beeldhouwer: P. Sokolov).
De Bankbrug dankt zijn naam aan de vroegere Assignatiebank, een gebouw dat de architect Quarenghi
tussen 1783 en 1790 tussen de Tuinstraat en het Gribojedovkanaal optrok. Catharina II stichtte deze bank,
die het eerste Russische papiergeld uitgaf, in 1769; reeds in 1780 was de papieren roebel het belangrijkste
betaalmiddel in Rusland.
Achter de Demidovbrug (1834-1835) buigt het Gribojedovkanaal naar het zuiden af en komt vervolgens
bij het Vredesplein met het gelijknamige metrostation. Het plein en de omliggende huizen worden momenteel volledig
herbouwd. Hier op de oude Hooimarkt, waar sinds Peter de Grote in vee werd gehandeld, waar men in het openbaar
opstandige lijfeigenen liet afranselen en waar Dostojevskij, die van 1861-1867 in deze armste wijk van Petersburg
woonde en werkte, meer kroegen vond dan huizen, begint de Moskouprospekt.
Enkele honderden meters van de Nikolaj Marinekathedraal kruist het Gribojedovkanaal het Krjoekovkanaal en mondt bij de Starokalinkinbrug uit in de Fontanka.
|