St.Petersburg.
Het plein der kunsten.
De Brodskijstraat, genoemd naar de sovjetschilder Isaak Brodskij (1894-1939), verbindt de Nevskij Prospekt met
het Plein der Kunsten.
Dit plein, dat vroeger naar het Michailovpaleis (tegenwoordig Russisch Museum)
Michailovskaja Plosjtsjad werd genoemd, werd in het begin van de 19e eeuw aangelegd door de grote classicistische
arrchitect en planoloog Karel Rossi. In het midden van het
parkje op het plein staat het standbeeld van Poesjkin, een indrukwekkend werk van de beeldhouwer Michail
Anikoesjin. Ter herinnering aan het 250-jarig bestaan van Sint-Petersburg werd het standbeeld in juni 1957 onthuld.
Anikoesjin kreeg voor zijn schepping de Leninprijs. Deze wordt voor uitmuntend werk op het gebied van de
wetenschap, techniek, literatuur en kunst aan sovjetburgers verleend.
In 1818 gaf Alexander I aan Karel
Rossi opdracht om tussen de Nevskij Prospekt en het
Marsveld een paleis voor Michail Pavlovitsj, de jongste broer van de tsaar, te bouwen. Een miljoen roebel stond
Rossi ter beschikking, toen hij in 1818 met de bouwwerkzaamheden aan het Michailovpaleis begon. In
zes jaar tijd ontstond een van de mooiste classicistische gebouwen van Petersburg, dat tot op heden vrijwel
onveranderd is. Het hoofdgebouw wordt geflankeerd door twee uitspringende vleugels, waarbinnen een grote door
een luchtig hekwerk afgesloten binnenplaats ligt. Boven het sousterrain van het hoofdgebouw ligt een etage met
een porticus bestaande uit acht Corintische zuilen. Ook de façade wordt onderverdeeld door driekwart zuilen met
Corintische kapitelen. De bas-reliëfs in het timpaan van de voorgevel en op de façade zijn van de beeldhouwers
Vassilij Demoet-Malinovskij en Nikolaj Pimenov. Bijna nog fraaier is het paleis vanuit de tuin gezien, met zijn loggia
van twaalf Corintische zuilen en de beide uitbouwtjes aan weerszijden van de loggia. De paleistuin loopt tot aan de
oever van de Mojka, waar Rossi in 1825 een bekoorlijk paviljoen met aanlegsteiger liet bouwen. Rossi ontwierp
ook ieder detail in het interieur: de ruime vestibule, de grote trap naar de bovenverdieping en de witte zaal, die
wordt gesteund door tweemaal twee Corintische zuilen met een architraaf. De muur- en plafondschilderingen zijn
werken van Ivan en Peter Scotti, Barnaba Medici, Jakov en Vassilij Dodonov, voor het houtsnijwerk waren de
gebroeders Tarassov verantwoordelijk, het parket legde Stepan Tarrassov, de stukken van marmer creëerden
Pavel Triscornij en Jakov Sjtsjetinnikov en de meubels
komen uit de werkplaatsen van Andrej Toer en Vassilij Bobkov.
Na de dood van grootvorst Michail maakte zijn intelligente en ontwikkelde weduwe grootvorstin Jelena Pavlovna, een
prinses van Württemberg, het paleis tot een trefpunt van kunstenaars. De gevierde pianist Anton Rubinstein
organiseerde er muziekale soirees waar de belangrijkste Euro-pese musici aanwezig waren. In 1873 stierf de
grootvorstin; in 1895 haar kleindochter Jekaterina.
Nog datzelfde jaar kocht Nicolaas II het Michailovpaleis om de droom van zijn vader, een Russisch museum, te
realiseren. Alexander III had in het Anitsjkovpaleis al een grote verzameling kunst bijeengebracht, waartoe ook de
Kokorevcollectie van Russische schilderijen behoorde. Hij had zelfs geprobeerd de beroemde Tretjakovcollectie in
Moskou te krijgen, doch Tretjakov wilde ze voor zijn geboortestad behouden en schonk ze haar in 1892.
In 1898 opende het Russische Museum Alexander III zijn poorten. De collecties werden opnieuw gerangschikt,
werken van buitenlandse kunstenaars werden verkregen door ruil tegen Russische werken uit de Hermitage. Reeds
in het begin van de 20e eeuw was de
tentoonstellingsruimte teklein, zodat de architect Leontij Benois (Benoea) tussen 1914 en 1919 een westelijke
vleugel bouwde tot aan het Gribojedovkanaal. Momenteel verrijst in de voormalige paleistuin weer een nieuw
gebouw. Bovendien zal het Stroganovpaleis aan de Nevskij Prospekt een deel van de inventaris, die nog in de
magazijnen ligt, opnemen. Tegenwoordig herbergt het Russisch Museum ongeveer 350.000 stukken en heeft
naast de Tretjakovgalerij in Moskou de belangrijkstecollectie Russische kunst van de 12e tot begin 20e eeuw
en hedendaagse kunst.
In de rechtervleugel van het Michailovpaleis dat de architect Svinjin in 1911 eveneens met een vleugel
vergrootte, is het Etnografisch museum der volkeren van de USSR ondergebracht. Aan de hand van ambachtelijke
en kunstnijverheidsprodukten leert de bezoeker de levenswijzen en de cultuur van alle volkeren van Rusland
kennen.
Voor alle gebouwen aan het Michailplein (tegenwoordig Plein der Kunsten) ontwierp Rossi de gevels, waaraan de
andere architecten zich moesten houden. Dit bouwvoorschrift garandeerde de eenheid en de harmonie
van het plein.
Het gebouw aan de westkant is het Academisch theater voor opera en ballet, dat in
tegenstelling tot het Kirovtheater meestal 'de kleine opera' wordt genoemd. Voor de oktoberrevolutie speelde in dit
toen geheten Michailovskijtheater een Frans gezelschap
voor een uitgelezen publiek.
In het ernaast gelegen huis nr. 3 woonde van 1930 tot zijn dood in 1939 de schilder
Isaak Brodskij. De woon- en werkvertrekken met ongeveer 600 schilderijen en tekeningen van Brodskij en
zijn schildersvrienden zijn voor bezichtiging opengesteld.
Het hoekhuis aan de Brodskijstraat behoort aan de Filharmonie van Sint-Petersburg. De architect Jacquot
bouwde dit gebouw met inachtneming van de door Rossi opgegeven maten voor de vereniging van de adel
(1834-1839). In de grote zaal van dit gebouw beleefden de meeste concerten van Glinka, Borosin, Tsjaikovskij,
Rimskij-Korssakov (1844-1908) en Rachmaninov (1873-1943) hun première. Richard Wagner dirigeerde
hier in 1863. In 1921 werd het gebouw overgedragen aan de Filharmonie van Sint-Petersburg. Op de avond van 9
augustus 1942 weerklonk via alle Russische radiozenders uit de concertzaal de 7e symfonie van Dmitrij Sjostakovitsj
(1906-1975), de 'Leningrader', die de componist tussen juli 1941 en maart 1942 in de door de Duitse troepen
belegerde stad had geschreven.
Aansluitend op de Filharmonie ligt in de Rakovstraat het Theater van de muzikale komedie (huis nr. 13), waar
overwegend operettes en musicals worden opgevoerd.
Op nr. 19 ligt het Komissarsjevskaja Toneeltheater, genoemd naar de grote tragediespeelster Vera
Komissarsjevskaja.
Van hieruit bereikt u via de Passage de Nevskij Prospekt.
|