St.Petersburg.
De Peter-Paulvesting en de Petrograder zijde.
Op 16 mei 1703 legde tsaar Peter I op het Hazeneiland (Sajatsjij Ostrov) de eerste steen voor een reusachtige
vesting, de Peter-Paulvesting, die het noorden van Rusland tegen aanvallen van Zweden moest beschermen
en de toegang naar de Oostzee en Europa moest openen.
De ligging van de vesting op het eiland tussen de Neva en de Kronwerkskij Soend was strategisch gezien goed
gekozen. 20.000 arbeiders en soldaten bouwden tot aan de hefst reusachtige aarden wallen in de vorm van een
enorme reusachtige zeshoek. In 1706 begon men de aarden wallen door grote bakstenen muren en zes
uitstekende bastions te versterken. Pas in 1740, ten tijde van tsarina Anna, was de vesting voltooid. In 1780
liet Paul I de bakstenen muur voorzien van granieten platen.
De vesting diende ook al gauw als staatsgevangenis. Tot de eerste gevangenen behoorde Aleksej, de zoon van
Peter I, die hier onder foltering stierf. Ook de schrijver en aanvoerder van de revolutionaire 'Intelligentsija',
Aleksandr Radisjtsjev (1749-1802), zat hier gevangen omdat hij in zijn boek 'De reis van Petersburg naar
Moskou' de sociale wantoestanden in het toenmalige Rusland aan de kaak had gesteld.
In de Peter-Paulvesting wachtten in 1826 enkele honderden dekabristen op hun proces, dat vijf van hen ter dood en
meer dan honderd tot dwangarbeid in Siberië veroordeelde. In 1849 werd Fjodor Dostojevskij wegens
zijn samenwerking met de socialistische 'Petrasjevskijkring' ter dood veroordeeld. Net voor de
voltrekking van het vonnis werd hem gratie verleend en werd hij veroordeeld tot vier jaar dwangarbeid in
Siberië. Van 1851-1857 snoof Michail Bakoenin, een vriend van Richard Wagner, de muffe lucht van de
kazematten op omdat hij in 1849 aan een republikeinse opstand in Dresden had deelgenomen. Van 1862-1864
was de schrijver en voorvechter van radicale socialistische ideeën Nikolaj Tsjernusjevskij in de vesting
opgesloten voordat hij voor negentien jaar naar Siberië werd verbannen. In 1881 wachtten de moordenaars van
Alexander II, vier mannen en twee vrouwen, leden van de revolutionaire groep
'Narodnaja Volja' (= wil van het volk), in de citadel op hun terechtstelling. In 1887 werd
Alesandr Oeljanov, de broer van Lenin, wegens de voorbereiding van een aanslag op Alexander III ter dood
veroordeeld. Maxim Gorkij leerde na de revolutie van 1905 de cellen van de vesting eveneens van binnen
kennen; westelijke interventies maakten een
vroegtijdige invrijheidsstelling mogelijk.
Sinds 1924 is de Peter-Paulvesting een museum.
De Peter-Paulvesting bereikt u via de Kirovprospekt of vanuit het metrostation
Gorkovskaja. Een brug over de Kronwerkskij Soend komt uit voor de Johannespoort, die
tot de oostelijke vesting behoort. Van hieruit loopt een allee naar de Peterpoort, de hoofdingang van de vesting.
Deze poort bouwde Domenico Trezzini van 1717/18 op de plaats van een vroegere massief houten poort; dit is
overigens het enige gebouw van de hofarchitect van Peter de Grote dat nog in de oorspronkelijke staat
verkeert. In nissen links en rechts van de ingang staan beelden van de Romeinse godinnen Bellona (oorlog) en
Minerva (wijsheid), creaties van N. Pieneau. Boven de ingang is het symbool van de tsaren aangebracht, een
tweekoppige adelaar die de scepter en de rijksappel in zijn klauwen vasthoudt; op zijn borst staat het
Russische wapen. Het houten reliëf in de door voluten omgeven en uit segmenten opgebouwde gevel beeldt
het verhaal uit van Simon de Tovenaar (Handelingen 8:9). Als u goed kijkt herkent u in de gestalte van
Petrus tsaar Peter de Grote. Het reliëf, een werk van de beeldhouwer H. Ossner is afkomstig uit de oude houten
poort.
De allee met de hoge, oude bomen leidt nu rechtstreeks tot de Petrus en Pauluskathedraal, door Trezzini tussen
1712 en 1733 in het centrum van de vesting gebouwd in de stijl van de Nederlandse en Duitse kerken met een
langgerekt schip, een spitse toren boven het westelijk portaal en een kansel. Peter de Grote stond erop, dat
eerst de hoge klokkentoren werd gebouwd om deze bij een eventuele aanval als uitkijktoren te kunnen
gebruiken. Bouwkundigen wijzen er echter op dat deze volgorde bij zo'n weke bodem in ieder geval
aangehouden had moeten worden, de zware toren
moest zich eerst 'zetten' in de drassige grond voordat de lichtere kerk er aan
vastgebouwd kon worden. De klokkentoren was oorspronkelijk 106m hoog. Tijdens de
restauratie van de torenspits van 1857/58 verving de ingenieur van de spoorwegen Dmitrij Joeravskij de
houten constructie door een ijzeren en verhoogde de toren tot 122m, waarvan alleen al de vergulde spits 39m
lang is. Daarmee is de kathedraal ook nu nog het hoogste gebouw van Sint-Petersburg, de televisiemast
niet meegerekend. De torenspits eindigt in een bol met een diameter van 2,8m, waaraan een vergulde engel
met een kruis in de handen lijkt te zweven. De engel is 3,2m groot en het kruis 6,4m hoog.
In 1830 beschadigde een rukwind tijdens een onweer de engel dermate, dat deze dreigde te vallen. Met de bouw
van een steiger zou veel geld gemoeid zijn. De dakbedekker Pjotr Tjoloesjkin bood echter aan zonder
steiger naar boven te klimmen om de engel te repareren. Hoe de sterke Tjoloesjkin het klaarspeelde
kunt u op de tekening van een tijdgenoot zien. Toen hij op de torenspits was sloeg hij een kruis, waarop de
mensenmassa voor de kathedraal begon te jubelen.
Vervolgens bevestigde hij een touwladder aan de spits, waarlangs hij dagelijks met zijn materiaal naar boven
klom totdat de schade was hersteld. De tsaar schonk de moedige dakbedekker 'een som geld en een lange jas'.
De gidsen van Sint-Petersburg vertellen ook nog dat Nicolaas I alle herbergiers van Petersburg het bevel gaf
hem altijd op staatskosten een glas wodka te schenken.
Bijgevolg steeg Pjotr Tjoloesjkin spoedig weer ten hemel, gestorven aan een al te overvloedig drankgenot.
De klokken van de kerktoren spelen dagelijks om 6, 12, 18 en 24 uur het volkslied van Rusland. De iconostase
van de kathedraal ontstond in 1720 volgens een ontwerp van Ivan Saroednuj. De namen van de veertig
schilders die de panelen schiepen bleven op Andrej Merkoerjev na onbekend. De Petrus en Pauluskathedraal
was de grafkerk van de Romanovs, hier werden alle tsaren sinds Peter de Grote bijgezet, behalve Peter II,
die in de Aartsengelkathedraal van het Moskouse Kremlin werd bijgezet en Nicolaas II, die op 16 juli 1918
met zijn familie in Jekaterinenburg werd doodgeschoten.
Voor de kathedraal staat het classicistische Botenhuis, dat in 1761 een houten loods verving. In 1723 had de
tsaar de kleine boot waarop hij in Moskou had leren zeilen naar Petersburg gehaald om de 'grootvader van
de Russische vloot' steeds in zijn nabijheid te hebben.
Tegenwoordig bevindt de boot van Peter zich in het Centrale Marine-museum van
Sint-Petersburg.
In 1724 liet Peter I aan de westzijde van het
kathedralenplein de Munt bouwen. Het huidige gebouw ontstond tussen 1798 en 1806. Nog steeds worden hier
munten, ordes en medailles geslagen.
Het Troebetskoj-, het Sotov- en het
Aleksejevskij-bastion in het westen dienden sinds Peter de Grote tot kort na de oktoberrevolutie als
staatsgevangenis.
Verdere als museum ingerichte
gebouwen op het terrein van de vesting zijn het Ingenieurshuis (omstreeks 1740), het Artilleriearsenaal
(begin 19e eeuw) en het huis van de vestingcommandant (1746).
De Nevapoort lijkt vanaf de rivier gezien een classicistische porticus (1787); hij komt uit bij de
Aanlegplaats van de commandant, waar de boten van de vestingcommandant aanlegden. Door deze 'doodspoort'
van de Nevapoort liepen ook de veroordeelden, die in de Sleutelburcht (tegenwoordig Petrokrepost) of in Lissij
Nos aan de Karelisch kust werden terechtgesteld.
Aan de binnenmuur van de poortboog zijn de hoogste waterstanden sinds de stichting van de stad
aangegeven. De bewoners waren hulpeloos blootgesteld aan de overstomingsrampen. Reeds in augustus 1703
steeg de Neva meer dan 2 m; de tenten van de arbeiders overstroomden en het bouwmateriaal werd
weggespoeld. In 1706 noteerde tsaar Peter I, dat er in zijn huis 21 duim (meer dan een ½ m) water stond. De
overstromingsramp in de nacht van 1777 eiste duizenden mensenlevens. De hoogste notering van 7
november 1824 geeft 421 cm boven de normale waterstand aan; bij deze overstromingsramp werden
meer dan 300 huizen weggespoeld, duizenden mensen
verdronken of stierven aan onderkoeling. Op 23 september 1924 steeg het water 369 cm en de halve
stad werd overstroomd. Op 15 oktober 1955 werd 282 cm boven het normale niveau gemeten. Er gaat
nauwelijks een jaar voorbij dat de Neva niet boven de
kademuren stijgt. De wervelstormen over de Oostzee zijn schuldig aan deze overstromingsrampen; zij
veroorzaken een enorme vloedgolf, die in de Finse Golf en de Nevabaai twee tot drie keer zo hoog wordt en de
rustig naar het westen stromende Neva overspoelt.
Sinds 1980 is men bezig met het bouwen van een 25 km lange dam met openingen van 24 m breed en twee
doorlaten van 110 tot 200 m breedte voor zeeschepen in de Nevabaai. Bij overstromingsgevaar worden de
openingen en doorlaten automatisch en binnen 30 minuten gesloten. In 1990 moest de dam klaar zijn.
Via de Nevapoort komt u aan de voet van het machtige Narusjkinbastion bij een strand met een prachtig uitzicht
op de Grote zijde en de Strelka. Precies om 12 uur 's middags buldert er vanaf het bastion een kanonschot.
Dat is traditie sinds Peter de Grote en iedereen in de stad die een horloge bezat zette het hierop gelijk. In
november 1917 sloot de bezetting van de vesting zich aan bij de revolutiebeweging en reikte aan de arbeiders
100.000 geweren uit het arsenaal uit. Aan de vlaggestok van het bastion werd op 7 november (oud 25 oktober)
om 21.30 uur de rode seinlantaarn gehesen. Enkele minuten later weerklonk het schot vanaf de kruiser
Aurora dat de aanval op het Winterpaleis inleidde.
Buiten de vesting lag het Kronwerk (1707-1708) ter verdere defensie van het land. Tussen 1850 en 1860
bouwde de architect P. Tamanskij het hoefijzervormige Artillerie-arsenaal; al in 1872 werd het veranderd in
Artillerie-museum. Tegenwoordig heet het 'Centraal militairhistorisch museum van de artillerie, van militair
ingenieurswezen en de verbindingstroepen' en bezit meer dan 80.000 voorwerpen, van speren van de
Scythen af tot moderne raketten aan toe. De 9 m hoge obelisk op een aarden wal ten oosten van het Arsenaal
herinnert aan de terechtstelling van de vijf dekabristenleiders in juli 1826.
Ten westen van het Leninpark ligt bij de Maxim Gorkijprospekt de dierentuin
van Sint-Petersburg.
Het Revolutieplein en de omliggende huizenblokken behoren tot het oudste gedeelte van de stad. Rondom
het plein, het vroegere Troitskaja Plosjtsjad (= Drieëenheidsplein), ontstonden reeds tijdens de bouw
van de Peter-Paulvesting een kerk (Drieëenheidskerk), een warenhuis, bestuursgebouwen, een drukkerij, de
eerste woonhuizen, herbergen en badhuizen. De grote jugendstilvilla aan de noordkant van het plein is een
geschenk van Nicolaas II aan de ballerina Matilde Ksesjinskaja. Achter het mooie gewelfde raam ligt de
wintertuin met de marmeren zaal. Tegenwoordig is de villa het Museum van de grote socialistische
oktoberrevolutie.
Aan de noordkant van het Revolutieplein ligt aan de Kirovprospekt de fraaie Grote moskee, die tussen 1910
en 1912 door islamitische inwoners werd gesticht en werd ontworpen door de architecten Kretsjinskij en
Vasseljev. Als voorbeeld diende het beroemde mausoleum Timoer in Samarkand uit 1404. Twee slanke
minaretten en een koepel van glanzend faiencewerk sieren het voor Rusland ongewone bouwwerk. Toch
werkten aan de bouw van de Peter-Paulvesting al moslims mee; de Kalmukken waren betrouwbare
dienaars van Peter de Grote. Ten noorden van de vesting ontstond derhalve al vroeg een grote
moslimwijk.
Aan de Peterskade nr. 6 staat midden in een parkje het huisje van Peter de Grote. De arbeiders hadden slechts
drie dagen nodig om de 12m brede, 5,5m diepe en 2,5m hoge blokhut te plaatsen. De 2,04m lange tsaar
moest zich bukken wanneer hij door de 1,82m hoge deur naar binnen wilde. Het huisje bestaat uit vier
kamers: werk-, woon-, eet- en slaapkamer. Sinds 1703 controleerde Peter van hieruit de bouwwerkzaamheden
aan zijn vesting en wanneer hij zijn blik over de Neva liet dwalen zag hij in gedachten op de moerassige
oevers een stad verrijzen, de nieuwe residentie van de tsaar van Rusland. In 1708 trok Peter in zijn
zomerpaleis aan de andere kant van de rivier. Catharina II liet in 1784 om de blokhut een stenen gebouw
plaatsen, dat in 1844 werd vernieuwd. Het borstbeeld van Peter I in de tuin is van beeldhouwer P. Tsabello
(1875).
Ter hoogte van het huisje staan sinds 1907 aan de Nevakade twee sji-tsybeelden uit Mandsjoerije,
eigenaardige wezens, half leeuw, half kikker, die kracht en vrucht-baarheid symboliseren.
Waar de Grote Nevka, een arm van de Nevadelta, naar
het noorden afbuigt ligt de kruiser Aurora voor anker. In 1903 liep het schip van stapel en nam tijdens de
Russisch-Japanse oorlog op 27 mei 1905 deel aan de ongelukkige zeeslag bij Tsoesjima. In 1908 hielp de
kruiser in Messina bij het redden van overlevenden van de aardbevingsramp (van de 120.000 inwoners kwamen
er 84.000 om het leven). In oktober 1917 hesen soldaten op de kruiser de rode vlag. In de nacht van 6
op 7 november (oud 25 oktober) voer de Aurora de Neva op, ging voor de Nikolaievskijbrug (tegenwoordig
de Luitenant Schmidtbrug) voor anker en gaf, toen op het Narusjkinbastion van de Peter-Paulvesting de rode seinlantaarn werd gehesen, om 21.45 uur het
historische schot af dat de bestorming van het Winterpaleis en daarmee het sovjettijdperk inluidde.
Later diende de kruiser als opleidingsschip en werd ook bij de verdediging van Leningrad in de Tweede
Wereldoorlog ingezet. In 1948 ging de Aurora in de Grote Nevka voor anker en maakt sinds 1956 deel uit
van het Centrale Marinemuseum.
|